Deze column werd op 6 november 2018 voorgedragen bij ‘De bestuurders #1: Laurens Ivens’ in het Frascati theater’:
Amsterdammers zijn trots op hun stad. Het is de stad die grote kunstenaars en intellectuelen voortbracht. Rembrandt, Vondel en Spinoza creëerde hun grootste werken in Amsterdam.
Het is de stad van Wibaut, de socialistisch leider die als onderkoning van Amsterdam vele arbeiderswoningen realiseerde. Het is de stad van de volkshelden Johan Cruijf, Fanny Blankers-Koen en Willeke Alberti.
Veel Amsterdammers zijn erg trots op die geschiedenis en zien Amsterdam nog steeds als het centrum van de wereld. De SP haakt aan op dit gevoel van trots onder de Amsterdammers. Het verkiezingsprogramma van de SP heet ‘Amsterdam van de Amsterdammers’.
Het is een strijdkreet tegen het massatoerisme en de internationale investeerders die de woningmarkt verzieken. Het is een pleidooi voor diegene die in Amsterdam zijn geboren, maar nu Amsterdam niet meer kunnen betalen. Maar deze uiting van de SP kan ook uitsluitend werken. Want wanneer ben je Amsterdammer? Als je hier vijf jaar woont? Tien jaar? Als je van Hazes houdt en elke week voor Ajax juicht? En wat zegt het over diegene die dromen van een leven in Amsterdam, maar er nog niet wonen? En hoort een stad niet een plek te zijn, waar mensen naar toe kunnen komen om hun gelukt te beproeven? Om een leven te leiden wat ze anders niet hadden kunnen leven? Rembrandt is geboren in Leiden. Vondel in Keulen.
Wibaut in Vlissingen en Fanny Blankers-Koen in Lage Vuursche.
De Indiase filosoof Amartya Sen begint zijn boek ‘The Idea of Justice’ met een dilemma. Drie kinderen willen graag een fluit hebben. Een van de kinderen heeft de fluit gemaakt. Een ander is erg goed in het bespelen van de fluit. Het laatste kind heeft geen speelgoed. Welk van de kinderen zou de fluit moeten krijgen? Wat is een rechtvaardige keuze? Het is een dilemma die stadsbestuurders op dagelijkse basis moeten beantwoorden. Wat van wie is de stad?
De SP maakt hierin een duidelijke keuze. De SP schrijft dat het stadsbestuur solidair moet zijn de Amsterdammers met een kleinere portemonnee. In het verkiezingsprogramma betreurt de SP dat ‘het niet prettig is dat sommige Amsterdammers het moeten doen met een rol biscuitjes van de voedselbank terwijl andere Amsterdammers er bakken met geld doorheen jassen bij de miljonairsbeurs’. De SP kiest daarmee voor het kind dat geen speelgoed heeft en daarom recht heeft op de fluit.
Ook op de woningmarkt maakt de SP deze keuze. Door de gigantische druk op de huizenmarkt zijn de wachtrijen voor sociale huurwoningen te lang en de prijzen voor een koopwoning te hoog.
Dit is vooral een probleem voor jonge Amsterdammers met ouders met een sociale huurwoning. Want hun ouders hebben niet het geld om een woning voor hun te kopen – wat maar al te vaak gebeurt met nieuwkomers uit bijvoorbeeld Doetinchem en Leiden – en zij maken ook geen aanspraak op een sociale huurwoning op de korte termijn.
De retoriek van de SP, ‘Amsterdam voor de Amsterdammers’ lijkt te suggereren dat Amsterdammers voorrang moeten krijgen op de woningmarkt. Dat die nieuwkomers in Doetinchem en Leiden eigenlijk niet zo welkom zijn.
Of is het meer gericht op de grote vastgoed investeerders uit London en Dubai?
Maar heeft Amsterdam hen ook niet nodig? De enorme ambitie van de SP en het stadsbestuur om 50.000 woningen te realiseren gaat niet zonder investeerders. Zeker niet omdat die 50.000 woningen voor 80% gereguleerd moeten worden. Waar vind je de balans tussen ruimte maken voor de Amsterdammers en er voor zorgen dat nieuwkomers ook een kans hebben op een leven in Amsterdam? Hoe vind je balans tussen grootschalige woningbouwprojecten en de wensen van internationale investeerders?
De oplossing van de SP is minder radicaal dan de slogan ‘Amsterdam voor Amsterdammers’ doet lijken. Mensen met stadsbinding – diegene die al drie jaar in Amsterdam wonen – moeten voorrang krijgen op de woningmarkt. Stadsbinding is een term die helaas maar één keer wordt genoemd in het verkiezingsprogramma maar als baken kan dienen voor keuzes die stadsbestuurders elke dag moeten maken. Kiezen voor winkels die gericht zijn op Amsterdammers, niet op winkels die zich binden aan toeristen. Kiezen voor investeerders die Dapperstraat en de Karspeldreef kennen, niet voor de investeerders die alleen maar bekend zijn met Wall Street en de City. Het is kiezen voor mensen met een binding met de stad, ook al wonen ze nog niet in de stad.
Dit betekent echter wel dat Amsterdam een drempel opwerpt. Een drempel die moelijker te slechten is voor nieuwkomers met een kleine beurs dan rijke nieuwkomers. Het is misschien legitieme keuze voor Amsterdam. Maar is het ook rechtvaardig?